Parallelprocessen

 

‘Jij moet wel even contact opnemen met ICT beheer’. Mijn collega staat kaarsrecht en met haar volle lengte in de deuropening van het kantoor dat ik net een dag of 2 geleden betrokken heb. Ze kijkt me priemend aan. Ik kijk over mijn computer terug, trek bij wijze van vraag een wenkbrauw omhoog en produceer een lichte frons op mijn voorhoofd. Mijn computer doet het gewoon. ‘Je mailadres klopt niet’. Meer frons. Ik ben weliswaar nieuw op deze afdeling, maar mijn werkmailadres is instellingsgebonden en het doet het al meer dan 10 jaar prima. ‘Er staat geen ‘de’ in, dat is verwarrend’. Haar schrille stem slaat een beetje over. ‘Je heet Dé Cnodder, niet gewoon Cnodder’. Dat is waar. Maar de ‘de’ maakt die rare achternaam van mij niet ineens beter herkenbaar, vind ik. En het aantal collega’s met dezelfde achternaam is nihil. Als ik Smit of Peters of zo geheten had, in welke spelvariant dan ook, had ze een punt gehad. Ik ga een beetje rechter zitten achter mijn bureau. ‘Daar heb je gelijk in’, zeg ik in een poging erkenning te geven voor de scherpe observatie van dit detail, ‘maar de ontbrekende ‘de’ is al die jaren nog nooit een probleem geweest’. ‘Maar het klopt niet helemaal’. Het is haar menens, als het aan haar ligt ga ik nog deze week mijn mailadres laten aanpassen. Mij lijkt dat vooral veel gedoe, een nieuw mailadres. Winnicotts ‘goed genoeg’ (Target & Fonagy, 1996) komt me ineens heel erg van pas. ‘Dit mailadres benadert mijn naam voldoende’, geef ik haar terug. Het komt er iets geamuseerder uit dan mijn bedoeling is. Ze reageert er scherp op en gaat nog even door. ‘En je bent ook niet meer in gesprek, toch, dan hoort je bordje niet op rood te staan. Ik doe het wel even goed’. ‘Dat is aardig van je maar dat hoeft niet hoor’. Ik probeer, nu wat vriendelijker, toch enige begrenzing aan te geven. Vruchteloos. Met een vinnige beweging schuift ze het bordje bij de deur op groen. Een fractie van een seconde voel ik me een op zijn plaats gezette kleuter. Ik vond een openstaande deur mijn beschikbaarheid nochtans duidelijk genoeg aangeven, spijts dat bezet-bordje. Al die jaren werkt ook dat altijd prima en het voorkomt dat ik vergeet het bordje weer op rood te zetten als ik wel in gesprek ga. Ik vind het zelf best zorgzaam, in ieder geval voor mijn cliënten. In gesprekken werd ik nooit gestoord. ‘Zo!’ Ze plaatst er met gekruiste armen een ferm non verbaal uitroepteken achter. Ze is niet zo van het overlegmodel, concludeer ik. Of het moet zijn dat ze op dit ogenblik een heropvoedingsmissie heeft. Inmiddels irriteert het me wat. Die irritatie gaat niet eens over de snelcursus sociale afdelingscodes an sich. Wat ik mis is iets van een dialoog, een vleugje belangstelling voor hoe ik het zie. Zelfs enige humor waarin ze met een kwinkslag naar de voor mij nieuwe doelgroep verwijst en mij uit mijn veronderstelde naïeve onwetendheid wil verlossen, kan ik niet bespeuren. Zowel vorm als inhoud van haar boodschap doen enige besmetting met de dynamiek van de doelgroep vermoeden, een soort parallelproces. Ik werk nu voor het autismeteam.

 

Parallelprocessen zijn vooral in de context van supervisie beschreven (bv. Caligor, 1981). Er zijn wat onderlinge smaakverschillen tussen de auteurs over de precieze definitie (bv. Grey & Fiscalini, 1987), maar de meeste auteurs bedoelen er in ieder geval mee dat zich in het contact tussen de supervisor en de supervisant iets herhaalt, meestal een moeilijkheid die de supervisant ook ervaart in het contact met de ingebrachte patiënt. Bijvoorbeeld gaat je anders zo weloverwogen pratende supervisant ratelen over een patiënt die… ratelt, en de supervisor gaat zich ergeren, zoals de supervisant zich ergert in de sessies met de patiënt. Het is een onbewust proces, zeker in eerste instantie. In supervisie is het de kunst om het op te merken en bespreekbaar te maken. Sommige auteurs beschrijven dit soort herhalingen ook in andere contexten en stellen dat het zelfs in het dagelijks leven voorkomt (Grey en Fiscalini, 1987). Bijvoorbeeld tussen collega’s.

 

Dat tussen de collegae van een afdeling wel een zweem terug te vinden is van de dynamiek van de doelgroep waarmee ze werken, zullen veel collega’s herkennen. Misschien vooral de collega’s die met persoonlijkheidsstoornissen werken. Tikje zwart wit, nogal stoer, zweempje externaliserend. Dat is niet zo raar omdat bij deze doelgroep vanwege de persoonlijkheidsorganisatie de splitsende afweer zo sterk is. Met name de vermaarde projectie / projectieve identificatie die maakt dat datgene wat (nog) niet als eigen kan ervaren worden, uitbesteed wordt aan anderen, in casu behandelaren. Het is dat gekke fenomeen dat je je gaat gedragen naar dat wat je toegedicht wordt, om daarna met een ‘hú’ gevoel te constateren dat dit gedrag eigenlijk niet bij je past. Bij een parallelproces speelt zich een en ander niet alleen af tussen therapeut en cliënt, maar treedt een soort kettingreactie op waarbij het gedrag waarop (nog) niet gereflecteerd wordt steeds herhaald wordt in opeenvolgende duo’s (Grey & Fiscalini, 1987). Dat het bij de doelgroep ‘autisme’ ook zou spelen, daar was ik aanvankelijk niet helemaal verdacht op geweest. Tenslotte is het óók zo dat als je één iemand met autisme kent, je één iemand kent. En die hoeft helemaal niet te lijken op een ander iemand met ook autisme. Generaliseren is daarom misschien per definitie niet zo netjes. Aan de andere kant: een paar opvallende kenmerken hebben velen wel gemeen.

 

Ik ken de collega met wie ik deze interessante ervaring heb nog niet echt. Ik weet niet van wie deze behoefte aan nauwkeurigheid precies is. Ze lijkt niet direct erg na te denken over wat ze aan het doen is, zo staand in mijn deuropening. De context is er geen waarin het mijn plek is om daar een vraag over te stellen. Het is verleidelijk te denken dat ze er staat als de wat drammerige vertegenwoordiger van al die patiënten voor wie nauwkeurigheid en duidelijkheid van vitaal belang zijn. Maar zo brengt ze het niet. Eerder laat ze het klinken als een behoefte van haarzelf. Ik kan niet uitsluiten dat dat misschien het geval is. Dat is zelfs zeer wel mogelijk. Immers, in de loop van de jaren die volgden op deze wat bijzondere uitwisseling, ben ik door cliënten aangesproken op een spatie teveel in een behandelplan, het licht dat te fel is, het getik van mijn verwarming, rommel op mijn bureau die ik zelf met geen mogelijkheid als rommel kon betittelen. Ik doe dat licht inmiddels vaak uit en heb mijn kamer voorzien van sfeerverlichting. Het effect is een gezelliger kantoor, spijts het systeemplafond waarin de vermaledijde kantoorverlichting is ingebouwd. Het getik van de verwarming moet iedereen verdragen want ik vertik het om in de kou te zitten. Mijn bureau blijft rommelig volgens sommige cliënten. Nimmer echter heeft een van mijn cliënten zich ooit druk gemaakt over mijn mailadres. Het is denkbaar dat geen van hen de moed heeft gehad om zoveel ongeveerigheid van deze neurotypische behandelaar te tackelen. Of misschien is dat een teken van het excessieve vermogen tot aanpassen die zovelen van hen de das om doet. Of het was toch iets van mijn collega.

 

Als mijn collega vertrokken is kan ik het niet laten om op te staan en het bordje vast weer op rood te zetten. Ik zie vandaag nog meer cliënten. Ik wil me best aanpassen, maar iets van autonomie stel ik toch wel op prijs. ‘Ik ben twee en ik zeg nee’, grinnik ik bij mezelf. Misschien ben ik wel diegene die wat vastgeroest zit in een aantal gewoonten.

 

 

 

 

BIRGIT DE CNODDER

 

Leestip

Baudry, F. D. (2016) Francis D. Baudry on ‘The Personal Dimension and Management of the Supervisory Situation with a Special Note on the Parallel Process’. PEP/UCL Top Authors Project Video Collection 1:13

 

Caligor, L. (1981) Parallel and Reciprocal Processes in Psychoanalytic Supervision. Contemporary Psychoanalysis 17:1-27

 

Grey, A. & Fiscalini, J. (1987) Parallel Process as Transference-Countertransference Interaction. Psychoanalytic Psychology 4:131-144

 

Target, M. & Fonagy, P. (1996) Playing With Reality: II. The Development Of Psychic Reality From A Theoretical Perspective. International Journal of Psychoanalysis 77:459-479

 

 

2 gedachten over “Parallelprocessen”

  1. Hanneke Klinkers

    Wat een ontzettend leuk! En interessant verhaal. Het werpt even een heel nieuw licht op ‘alledaagse’ interacties. Wat mij op valt hoe sterk jouw gevoel van autonomie is en hoe dat inzichten bloot legt. Heel erg mooi!
    Dank,
    Hanneke

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *