SU Psychoanalyse 2023: ‘Het is tijd’. Belevenissen in de marge.

 

Een fehlleistung

Dag één van deze 10de editie van de Summer University Psychoanalyse, maandag 3 juli 2023. Ik zit in een zaal vol jonge mensen, allemaal een laptop voor zich. Dat vind ik opvallend anders dan de voorgaande keren dat ik er bij was. Ze loggen allemaal vlot in op de wifi. Mijn eigen laptop komt me wat out-of-date voor. Er wordt veel Engels gepraat. Ik zie geen bekenden. De klok in de zaal hangt pontificaal voorin. Hij geeft 5 voor half 10 aan. Net als ik bedenk dat ik fijn op tijd ben, verschijnt de intro dia: DIGI SUMMER SCHOOL. Het begint me te dagen.

Ik heb vele gebreken. Eén daarvan is dat ik borden met aanwijzingen vaak maar half lees. De Summer University vindt plaats in zaal C1.03 van de UvA. Rond een uur of negen heb ik die zaal al even opgezocht en er zelfs een paar mensen van de organisatie naar binnen zien gaan. Ze zagen er druk uit. Met het comfortabele idee dat ik in elk geval gevonden heb waar ik in dit kolossale gebouw moet zijn, ga ik nog even op zoek naar koffie. Bij mijn terugkeer staat bij de ingang een bord:  ‘summerschool verplaatst’ naar zaal C1.04. ‘Oh, vandaar de hectiek net’, concludeer ik. C1.04 vind ik wonderwel makkelijk en ik ben een soort van blij met de manier waarop ik vlot geschakeld heb. Dat schakelen moet nog een keer dus. Om twéé voor half tien zit ik in de juiste zaal. Weinig laptops hier. Het publiek heeft een veel bredere leeftijdsrange.

De klok in déze zaal hangt achterin en onwillekeurig vind ik dat passend. Een beetje zoals wanneer je op de bank ligt. Hij loopt ook wat achter en levert zo de hele week een kleine bijdrage aan het thema van editie, ‘het is nu pauze, 11 u, onze tijd, de klok zijn tijd, de echte tijd, wees op tijd, welke tijd’. Dat soort dingen.

In de intro van de allereerste lezing komt de fehlleistung langs. Ietwat geamuseerd vraag ik me uiteraard af hoe ik mijn eigen faalhandeling moet zien. In volle bewustzijn wil ik echt niets anders dan hier zijn. Echt. Oprecht. Serieus waar, zeggen ze in het Vlaams. Maar er is ook dit: verderop in de week ga ik refereren. Daar ben ik vanmorgen vroeg al even aan herinnerd omdat ik Simone Logtenberg tegen het lijf liep. Zij zal die sessie begeleiden. Ik heb mezelf tijdens het maken van het transscript even uitgemaakt voor over-ijverig en zo. Nu het af is, heb ik er wel zin in. Denk ik. Tja, misschien vind ik dat toch spannender dan ik door heb en vond mijn onbewuste in de wegwijzer naar de digischool een manier om zich te laten gelden.

 

 

De Efteling

Christine Franckx verzorgt de inleiding op de lezing van Thomas Hertog[1]. Dat zal gaan over het ontstaan van de tijd. Op het scherm prijkt een dia met een goudkleurige klok die op een standaard of iets dergelijks uit het water rijst, blauwig gekleurd riet aan de zijkant. Het ziet er wat kouwelijk uit. Het plaatje doet me denken aan de Winter Efteling. Misschien wordt die associatie versterkt door de temperatuur in de zaal. Koud is het goede woord. De airco staat nogal enthousiast afgesteld. En er is het veelvuldige open en dicht gaan van de deur achterin de aula. Mevrouw Franckx praat er dapper door heen. Mij leidt het af.

Die -brede- deur is zwaar en slaat telkens met een klap dicht. Als je je ogen dicht doet is een poort bij dit geluid prima denkbaar. En hij piept. Het is die piep die ‘t ‘m doet. Poorten van creepy attracties in de Efteling piepen en ‘vallen dicht’, meestal in het slot. Die van wijlen het spookslot was de eerste en zette de toon.

Wat zegt het verder over mij(n onbewuste) dat ik nu moet denken aan de Efteling? Heeft het te maken met het onderwerp van de lezing? Met het feit die gaat over de zoektocht naar een totaaltheorie over de tijd? Mogelijk. Dat klinkt immers als een wat engig sprookje. Tikje omnipotentig. Ik word wat ongemakkelijk van het idee van een streven naar iets álles omvattends. Had Bion[2] niet ook zoiets voor ogen met zijn formules, dat hij het geheel van het psychisch functioneren zo wilde vatten dat de inhoud niet meer nodig was? Is dat verlangen naar grip op het onbevattelijke niet van alle tijden en al die tijd onvervuld?

De associatie zegt ook gewoon dat ik gek ben op de Efteling. Dat is iets wat mijn echtgenoot na al die jaren nog steeds heel vermakelijk vindt. Zo lang hij er zijn tijd niet in hoeft te steken. Dat is niet nodig. Ik heb vriendinnen die deze afwijking óók hebben. Of ze hebben kinderen die het zo fantastisch vinden dat hun moeders om de zoveel tijd bezwijken voor de pretlichtjes in de ogen van hun spruiten. Of in de mijne. Tegenwoordig missen wij vaak het sprookjesbos. De tijd verglijdt en de interesse van het jong grut heeft zich inmiddels vooral naar Ruigland verplaatst. Dat geeft niet. Ik hou oprecht óók van de Python en de Baron bijvoorbeeld. Ik vind het heerlijk als ik drie keer mag blijven zitten. Dat is mazzel. Drie keer achter elkaar het hele rondje doen vind ik evenmin een punt. Noem het een soort herhalingsdwang. Van lang wachten voor de beleving van 1 minuut die een eeuwigheid duurt en ook zó voorbij is. Dat gevoel zal deze Summer University ook een beetje geven. Een hele week waar ik naar uitgekeken heb en die me eindeloos toe scheen. Zomaar ineens was hij ‘een toen’.

 

 

Botox

Ik zie in de metro een tamelijk heftig gebotoxte vrouw. Het is wat mislukt. Het evenwicht is uit haar gezicht en het geheel verwart. Haar nekvel hangt, zoals dat gaat als iemand niet dood gaat voor zijn pakweg 50steen de zwaartekracht vat krijgt op de huid. Rondom de ogen is het strak, hetgeen niet klopt bij die hals. Haar mond ziet er gewoon raar uit, met een geprononceerde holte onder de onderlip. Ze kan model staan voor een gekke handpop. De lipstick liet zich niet beteugelen door de contouren van de opgespoten lippen. Hij meandert eigenzinnig langs de fijne lijntjes om haar mond en voorbij die lippen. Het geheel ziet er wat potsierlijk uit.

Ze geeft blijk van een vriendelijke inborst. Ze biedt mij haar stoel aan. Ik haat haar heel even intens en overweeg te weigeren onder het motto: ik ook nog niet. Maar dat is a. niet helemaal waar en b. ik heb zere voeten en de rugzak van de boomlange jonge man die voor mij staat scheert bij elke beweging van de tram rakelings langs mijn gezicht. Zo gracieus mogelijk ga ik zitten. Dat is geen sinecure: de tram neemt net de bocht. De vrouw plooit één gehavende mondhoek langzaam een fractie omhoog. Het oog doet niet mee. Misschien is dat technisch onmogelijk. Ik dicht haar enige voldoening toe en overweeg venijnig of ik haar zal tippen over de podcast van Ted van Lieshout[3] over de tand des tijds. Die zíj dus onsuccesvol bestrijdt. Mij lukt dat overduidelijk evenmin. Ik besluit ter plekke evenwel opnieuw dat ik elke aantijging die ik krijg die verder reikt dan de aanschaf van wat crèmepjes zal onderdrukken met ferme afweer. Bij voorkeur via rationalisaties. Dat ik die rimpels verdiend heb bijvoorbeeld en dat ze bij me passen en blablabla. Als dat niet helpt is splitsende afweer ook goed, loochening van al die rimpels of zo. Accepteren kan ook. Dat is een uitdaging om in deze de depressieve positie[4] min of meer permanent aan te houden en te durven voelen dat ouder worden niet helemaal fijn is, al heeft het ook zijn goede kanten. Dat zijn niet de rimpels wat mij betreft, maar rond mijn 30ste was ik wel blij met de eerste. Toen gingen een boel minder cliënten vragen naar een meer ervaren collega. Het had bij die paar mogen blijven. Later op de week kan ik samen met een goede vriendin hartelijk lachen om het hele gebeuren. Humor werkt vaak heel goed. Delen ook.

In de loop van de week komt dit thema nog een paar keer langs: ouder worden, oud zijn. Het orgelpunt is een documentaire op dag 5 waarin enkele vakgenoten op leeftijd geïnterviewd worden[5]. Wist u dat analytici vaak ouder worden dan gemiddeld? Zou dit vak beschermen? En velen kunnen het niet laten om de pensioengerechtigde leeftijd te negeren. Misschien is dat wel vanzelfsprekend omdat het een half mensenleven kost om analyticus te wórden? Ik zie de gegroefde gezichten van de geïnterviewden langstrekken en voel wat verdriet. Wat zonde, dat al die vakkennis en -kunde verloren zal gaan. Heel even vind ik vergankelijkheid een bruut artefact van de schepping.

 

 

 

BIRGIT DE CNODDER

 

Lees-, luister- en kijktips

[1] De lezing zelf was een knap staaltje van helderheid. In acht genomen dat zijn publiek bestond uit psychologen en aanverwante specialismen en hij zelf kosmoloog is, was dat alleen al een applaus waard. Er komt een aflevering van zomergasten aan met hem. Dit is het boek:

Hertog, T. (2022). Het ontstaan van de tijd Mijn reis met Stephen Hawking voorbij de oerknal. Lannoo

 

[2] Hier valt heel veel over te zeggen. Dat op deze plek willen doen doet deze auteur geen recht. Voor wie hem niet kent is bijgaand artikel een aardige introductie op én zijn denken én het thema van deze Summer University.

Civitarese, G. (2019). The concept of time in Bion’s “A Theory of Thinking”. International Journal of Psychoanalysis 100:182-205

 

[3] Hij heeft over het onderwerp een hele vermakelijke lezing over gehouden. De podcast is te beluisteren via:

https://www.nporadio1.nl/podcasts/docs/72700/82-66

 

[4] Dit is een concept van Melanie Klein en het betekent samengevat dat je de plussen en minnen van zowel jezelf als de ander naast elkaar kan laten bestaan en dat verdraagt. Een goed leesbaar artikel is:

Niers, P. (2009) De groeipijn van de depressieve positie. Tijdschrift voor psychoanalyse 15:2-15

 

[5] Die documentaire heet ‘De tijd zal het leren’ en is te zien op de website van het psychoanalytisch woordenboek

 

 

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *