
‘Nou, dat was dus niet zo.’ Marcia, een vrouw van begin vijftig, klinkt stellig en beledigd. Ze onderstreept haar uitspraak met wijd open ogen, licht opgetrokken wenkbrauwen en een klein pruilmondje. Onwillekeurig doet ze me denken aan het kleutertje dat met de kruimels in de mondhoeken bij hoog en bij laag blijft beweren dat ze dat koekje beslist niet gepikt heeft.
Niet dat dit ik dit vanmorgen bij de hand had of zo, dus de vraag dringt zich op waarom ik hier aan moet denken op dit moment. Heb ik het idee dat ze zit te liegen?
Ze had een nachtje of twee gelogeerd bij haar zoon van een jaar of 27. Die had haar gevraagd de gordijnen van haar slaapkamer dicht te houden terwijl ze zich omkleedde. ‘En dat had ik dus braaf gedaan, terwijl ik me toch wat opgesloten voel dan. Zo groot is dat kamertje niet.’ Haar stem klinkt schril, alsof ze een octaaf te hoog praat. Het was een lijdensweg geweest daar in dat beklemmende kamertje.
‘Waarom vond hij dat zo belangrijk?’, vraag ik, op gevaar af dat ze het voelt als partij kiezen voor hem.
‘Die kamer waar ik slaap ligt aan de straatkant.’
Ze zucht.
‘Maar ik geloof niet dat iemand binnen kan kijken.’
‘Dat was wat hij wilde voorkomen? Dat iemand je zag terwijl je nog niet aangekleed was?’
‘Zoiets. Hij had altijd al iets preutsigs, als kind al.’ Ongeduld in haar stem.
‘Ik had het gordijn net open toen hij me koffie kwam brengen’, gaat ze verder. Dat ‘net open’ had hij niet geloofd en ze hadden er een felle ruzie over gekregen. Hij had haar uitgescholden voor exhibitionist.
Zij was bij haar verhaal gebleven. Dat doet ze in ons gesprek nog steeds en stelt me op die wijze voor een dilemma. Ik voel dat ze hier liegt over het feit dat ze daar gelogen heeft. De spreekwoordelijke kruimels zitten in haar intonatie en de manier waarop ze kijkt. Maar waarom? Wat zegt het over haar binnenwereld dat dit nodig is?
Elk kind liegt wel een keer. Opvoedkundig is dat een uitdaging, al was het maar omdat het soms ook grappig is en je dan toch iets moet zeggen dat de morele ontwikkeling ondersteunt (het liefst zonder te lachen; dat valt niet altijd mee met zo’n gezichtje onder de kruimels in je blikveld). Maar liegen is ook gunstig omdat het kind op die manier leert dat het zich kan afgrenzen van de ander. De koekjes pikkende dreumes worstelt met zelfbeheersing maar oefent ondertussen ook met het hebben van ‘een mind van zichzelf’. Ze ervaart dat ze een eigen binnenwereld heeft en een keuze in wat ze daarvan deelt met een ander, of niet. Enfin, als het geheimpje geen zichtbare sporen nalaat natuurlijk.
En hoe zit het bij volwassenen? Alessandra Lemma (2018) maakt in haar schitterende artikel ‘the many faces of lying’ onderscheid tussen sadistisch liegen en liegen uit zelfbehoud. Met sadistisch liegen wordt de ander vernederd of belachelijk gemaakt. Er is een genieten van diens onbenulligheid en de macht van het eigen weten. Doorgaans worden door de leugenaar daarmee de eigen gevoelens van vernedering en schaamte afgeweerd. Als een cliënt vanuit deze dynamiek liegt, voel je je in de tegenoverdracht meestal klein gemaakt en beschaamd.
Liegen uit zelfbehoud deelt Lemma op in twee subcategorieën. Enerzijds is er het liegen om indruk te maken. De leugenaar gaat er van uit dat zijn gewone zelf onvoldoende aantrekkelijk is om van te houden. Opsmuk van het reële zelf is nodig. Er wordt gelogen over carrièrestappen, prestaties en veroveringen bijvoorbeeld. In de therapiekamer voel je de craving naar erkenning en hoe je de rol van bewonderaar toebedeeld krijgt. Hoe kwetsbaarder het zelfgevoel van de cliënt die deze bescherming kiest, hoe dwingender deze de therapeut in deze positie tracht te manoeuvreren.
Anderzijds is er het liegen om de eigen ruimte te beschermen door de ander buiten te houden. In het contact houdt je cliënt een virtueel ‘geen toegang bordje’ voor je neus. Elke vraag die je bedenkt voelt onbehoorlijk.
Ik laat een stilte vallen. Ze schuifelt in haar stoel en draait wat weg. Ik zie haar in profiel nu. De V-hals van haar bloesje sluit niet helemaal aan. Er piept een heel klein stukje van haar beha onderuit. Hij heeft me uitgemaakt voor exhibisionist. Dat zei ze toch net? De stilte biedt me de ruimte om het helemaal tot me te laten doordringen. Een moment verbaas ik me er over dat haar gevoel van beledigd zijn eigenlijk niet daar over gaat. Dat gaat over de beschuldiging van het liegen. En dan was er de manier waarop ze hem preuts noemde. Ongeduldig. Hetzelfde ongeduld waarmee ze een tijdje geleden vertelde hoe dit kind in de puberteit fel kon reageren als ze topjes met spaghettibandjes droeg in de zomer, het bandje van haar beha dan zichtbaar was en het geheel ook wel eens van haar schouder gleed. Ze liet het hele verhaal gepaard gaan met een volstrekte ongevoeligheid voor het feit dat kinderen van die leeftijd de seksualiteit van hun ouders ongemakkelijk vinden. En ze koketteerde er een beetje mee. Het was de bedoeling dat goed tot mij doordrong hoe sexy ze toen was. Het was misschien eerder dat gegeven dan de onschuldige beha bandjes die het kind verschrikkelijk had gevonden, is mijn hypothese.
Een golf van machteloosheid spoelt plots door me heen. Ik krijg geen contact met haar terwijl ze daar in die burcht zit. Ik zou met haar willen verkennen wat er zo sterk was in haar dat ze het verzoek van haar volwassen kind niet kon respecteren maar zo kan ik er niet bij. Ik kijk alleen maar tegen dat uitgestreken gezicht aan en de quasi onschuldige blik. Wat is het tussen haar en mij dat ze bij haar verhaal blijft? Het haar flagrant voor de voeten werpen dat ook ik haar niet geloof gaat niet werken. Dat zou erg intrusief zijn. En ik zou daarmee iets herhalen uit haar geschiedenis.
Want dat is het punt bij deze vrouw: haar liegen heeft de functie van zelfbescherming, overleving, lijfsbehoud. Ze is nooit de kleuter geweest die ontdekt heeft dat het ok is om een eigen mentale ruimte te hebben. Er was überhaupt geen eigen ruimte. Ze komt uit een groot gezin en deelde haar hele jeugd slaapkamer en bed met haar zussen. Soms bezochten vader of een broer dat bed. Moeder betichtte haar dochters van fabels.
Niet te doen toch? Leer dan maar eens hoe je je binnenwereld kan delen met een ander zonder zelf uitgewist te worden? In de leugen ligt vaak de waarheid over de objectrelaties besloten (O’Shaughnessy, 1990). Ik mag er niet in omdat ze niet van uit gaat dat haar behoeften van tel zijn voor een ander. Ze vraagt eigenlijk nooit. Als het belangrijk genoeg is neemt ze gewoon wat ze nodig heeft. Zoals bijvoorbeeld open gordijnen omdat ze zich zo snel beklemd voelt.
Ze beweegt zich weer een beetje. De beha is onmiskenbaar zichtbaar. Op die manier is het wat intrusief, zou je kunnen zeggen. Verhipt, ze draait het om in gedrag!
Ze liegt om het binnendringen van de ander te vermijden. Tegelijk dringt ze met haar verschijning de ruimte van de ander binnen. Dat alles gaat voorlopig onbewust. Wellicht reageerde haar zoon hier op. Het gaat niet alleen om haar claustrofobische neiging, maar ook om een soort omkering in het tegendeel in een licht exhibitionistische neiging die ze hem opdringt.
Ze ademt zwaar. Ineens valt het me op. Dat doet ze al de hele tijd. Alsof ze adem tekort komt.
‘Hoe benauwd was je eigenlijk?’ De vraag is een gok.
Stilte.
Tranen.
‘Heel erg, ik heb dat gordijn open gerukt.’
Stilte.
Ze draait zich weer naar me toe. ‘Ik hield het niet uit.’
Dat ze enig begrip zou kunnen krijgen daarvoor staat niet in haar script.
BIRGIT DE CNODDER
Leestips
Lemma, A. (2005). The many faces of lying. The International Journal of Psychoanalysis. (86)(3):737-753
O’Shaughnessy E (1990). Can a liar be psychoanalysed? Int. J. Psycho-Anal.71: 187-95.